Met de oproep voor het onderzoek in mijn jaszak, zat ik ruim op tijd in de lege sfeerloze wachtruimte van het UMCG. Even ging mijn aandacht richting de plastic stoelen, de vaalgrijze praktische vloer en de steriele tafel met gedateerde tijdschriften. Ik liet de invloed van deze fantasieloze grijze omgeving op mijn gemoedstoestand inwerken. De koffieautomaat stond in het midden van de ruimte, alsof het een vluchtheuvel zou kunnen zijn, waar je een pauze moment kon inlassen alvorens verder te gaan. De grote kamerplant stond er verloren en uitgeblust bij. Hier was de helende werking van planten met de daarbij behorende liefdevolle verzorging blijkbaar nog niet doorgedrongen. Een geknakte stengel met het beschadigde bruingerande blad, had de strijd als verloren beschouwd. Waarschijnlijk deponeerden bezoekers hun lauw geworden automatenkoffie in de te grote plantenbak met hydrokorrels, om het bekertje correct in de praktische koffiebekertjes afvalbakhouder te kunnen deponeren.
De architect had nog zo zijn best gedaan om een creatieve vorm voor het gebouw te ontwerpen, inclusief de vormgeving van de immense hallen waar de Fonteinstaat doorheen meanderde. De straatnaambordjes gaven de suggestie van het gewone maatschappelijke leven. Ook was hij losgegaan in sfeervolle verlichting, speelse fonteinen en andere bemoedigende rustgevende attributen. Deze sfeer stopte abrupt bij de zijstraten en wachtkamers, alsof de schijn van een vrolijk en alledaags leven met al zijn rumoer en gedoe op deze steriele plek losgelaten moest worden. Hier kwam de naakte waarheid in al zijn essentie te voorschijn. Het trof mij als een tot stilstand komend geluid. In de wachtkamer stond het leven namelijk stil. Ik voelde even de absolute stilte. De geur van boenwas, vermengd met desinfecterende middelen completeerde het zielloze plaatje.
De avond was gekomen en de wachtkamer was nagenoeg leeg. Een tl buis lamp flikkerde z’n laatste kilowatturen. Verderop zat een oude man voorover gebogen in een plastic kuipstoeltje. Het lege wit plastic koffiebekertje ineengefrommeld in zijn linkerhand, alsof hiermee de angst bezworen en weggeduwd kon worden. Helemaal achterin zwaaide een deur open. Een oudere verpleegkundige met doorpakhouding, knoetje en hoornen bril voor de strenge doch rechtvaardige uitstraling, kwam tevoorschijn. ‘Meneer Frederiksen’, riep de vrouw de steriele wachtkamer in. Het bleef stil. Toen ze de naam nogmaals riep, dit keer iets dwingender met een licht geïrriteerde intonatie, antwoordde ik dat er blijkbaar geen ‘meneer Frederiksen’ in de ruimte was.
Nog geen vijf minuten later verscheen er een jonge vrouw in dezelfde deuropening. Ze was betoverend mooi en haar witte outfit omsloot perfect de contouren van haar lichaam en vervolmaakte haar vrouwelijkheid. Ze ‘zong’ met haar zachte ‘G’ de naam ‘ Frederiksen’. De man stond resoluut op en liep achter haar aan richting behandelingunit B. ‘Hij heeft groot gelijk’ dacht ik en probeerde het surrealistische beeld te begrijpen.
Ik checkte nogmaals mijn oproep, 18.40 uur voor het onderzoek. Ik keek op mijn Iwatch (pols 82, dus toch iets gespannen). Nog een paar minuten voor de start en ik neuriede met tegenzin ‘Its the final countdown’. In gedachten berekende ik de kans om ook door de mooie verpleegkundige met de lange blonde haren opgeroepen te worden. Als het erg spannend werd, zou ze mijn hand vasthouden en bemoedigende woorden fluisteren. In slowmotion kwam ze al glimlachend mijn kant op dansen.
‘Meneer Roerdink’, klonk het plotseling scherp, ik schrok op uit mijn mijmeringen. Een correcte dokter (met militaire snor) stond klaar om mij te begeleiden naar unit C. De man dirigeerde mij zakelijk naar het apparaat waarop ik kon gaan liggen en vertrok richting ‘achter het glas’. Een vrouwenstem begeleidde mij door het proces met ‘adem in, even vasthouden en adem uit’ Ik besefte gelaten dat het een bandje was. Binnen vijf minuten stond ik weer in de lege wachtruimte, pakte een bekertje koffie uit de ‘troost’ automaat om ‘terug te komen’ en checkte mijn telefoon. Of ik zin had om samen nog een pizza’tje te gaan eten in eetwinkel ‘Buurman en Buurman’, bij een lekker Bax tapbiertje?
Ik glimlachte en haastte mij richting uitgang, richting het leven, om heel bewust het Nu intens te vieren.