Op een dag kwam er een hond aangelopen en ging in onze voortuin liggen. Ik was dertien. We woonden ondertussen enkele jaren in de nieuwbouwwijk. De Beatles waren al een tijdje uit elkaar. Het was de tijd van de minirokjes, ABBA, gehaakte versieringen, visnetten aan plafonds, zitzakken, de opkomst van de kleurentelevisie en vele vrijheden. De pubertijd was in mij gevaren en ik ging dus vooral mijn eigen gang. Onze ouders hadden de teugels van het christelijk calvinistisch gedachtegoed en bijbehorend opvoedingsritueel ondertussen steeds meer losgelaten. Waarschijnlijk mede onder invloed van een veranderende en meer relaxte tijdsgeest. Mijn broer en ik waren de laatste twee uit het gezin en profiteerden hiervan. We hadden vele vrijheden, die onze oudere broers en zus niet hadden gehad.
Ik stopte met het grasmaaien van het kleine voortuintje en boog mij bezorgd over de hond heen. Hij was verzwakt en sterk vermagerd. Er was geen halsbandje. De hond ging gelijk tegen mij aanliggen, op het moment dat ik in het gras ging zitten. Ik zag het als een teken, deze hond was op reis geweest en speciaal naar mij toegekomen.
Helaas lukte het mij niet om mijn ouders te overtuigen om de hond in huis te nemen. Het werd uiteindelijk een liefdevolle opvang bij onze nieuwe buren, met de deal dat ik de eigenaar zou zijn. We besloten om de hond te houden. Tenminste zolang de eigenaar zich niet zou melden. Er kwam geen reactie op onze oproepen in de plaatselijke supermarkt en bij de buurtagent. De hond werd dus definitief in onze levens opgenomen en kreeg de naam Mosje.
Twee jaar lang hielden we naar ieders tevredenheid deze constructie aan. Totdat de buren gingen verhuizen.
Mosje luisterde heel goed naar mij. Ik hoefde maar te fluiten of korte instructies te geven; hij volgde ze direct op. Alleen kon hij niet tegen andere honden. Klein of groot het maakte hem niet uit. Hij dook er steevast bovenop. Ook moest je hem absoluut met rust laten als hij aan het eten was. Beide hadden waarschijnlijk met zijn traumatisch (en voor ons onbekend) verleden te maken.
Ik heb mij altijd verbaasd hoe goed hij naar mij luisterde. Begon hij tegen anderen te blaffen, een kort ‘stop’ deed hem zwijgen. Liep hij te ver weg tijdens de wandeling, een fluitsignaal deed hem direct naar mij toe komen rennen. Kortom ik kon ‘lezen en schrijven’ met hem. De vele uren dat we samen waren heeft hierbij zeker bijgedragen.
Ik werd ruw gestoord uit mijn mijmeringen liggend aan het ‘groene’ strand bij café de Walvis van Terschelling op deze eerste warme ‘zomerse’ herfstdag. Een hond had de bal van een klein meisje afgepakt en liep driftig grommend, de bal heen en weer schuddend hiermee het strand op. Zowel eigenaar man, alsook vrouw riepen allerlei instructies met steeds toenemend volume, echter zonder resultaat. Ik geloof dat ‘deze film’ ongeveer een half uur duurde, waarbij ‘Jip kom hier’ ‘doe niet zo flauw’ werd afgewisseld met vloekwoorden en andere verwensingen. Uiteindelijk werd de toegetakelde bal door de man overhandigd aan de jonge moeder van het meisje. Met een mompelende verontschuldiging liepen de hondeneigenaren met de nu aangelijnde hond het blikveld uit. Ik hoorde ze nog het voorval met de hond nabespreken. ‘Dat vind ik helemaal niet leuk van je’ en ‘ik laat je niet meer los op het strand lopen’ ving ik nog op. Ik vraag mij altijd af, hoe het kan dat mensen hele gesprekken met hun hond gaan voeren.
Anyway, de bal was uiteraard lek, het meisje verdrietig, de stilte was gelukkig wel teruggekeerd.
Gelukkig mocht mijn hond blijven toen de buren verhuisden. Uiteindelijk liep het voor mijn hond niet goed af. Mijn ouders moesten steeds vaker zelf de hond uitlaten. Ik was namelijk zestien en dus vooral ook met andere interesses bezig. Mijn vader hield niet van honden en op een dag besloten zij zonder het mij te laten weten, om de hond in te laten slapen. Vanwege zijn agressie naar alle andere honden. Tenminste dat werd mij toen verteld. 35 jaar later kwam ik achter de ware toedracht. Ik kreeg van mijn toen dementerende moeder te horen dat ze Mosje naar het asiel hadden gebracht. Ze hadden het ‘inslapen’ verhaal verzonnen, omdat ze bang waren dat ik de hond anders weer uit het asiel zou ophalen.
‘Wat een triest verhaal’, dacht ik en vroeg mij af of ik deze column wel zou moeten plaatsen. ‘Had ik wel een moraal in deze column?’ Misschien was ik wel heel bewust geworden dat als je een hond neemt, je er ook verantwoordelijk voor bent en altijd blijft. En iets over altijd eerlijk zijn en in gesprek gaan met elkaar. Misschien ook met honden.
Ik stond op en liep naar het terras voor een groot glas Terschellings bier.