De tijd dat een bril nogal suf was ligt heel ver achter ons. Misschien dat er nog een beetje sneue gevoelens bovenkomen, indien een klein peutertje al een bril moet dragen. Vooral met een lui oog, waarvoor een lapje voor het oog zit. De compassie is dan meer om het feit dat de ogen klaarblijkelijk zo jong al minder zijn, dan dat het om het esthetische aspect gaat. Brillen zijn nu ‘hot’ en hoe extravaganter, hoe beter. Al moet ik wel zeggen dat de vierkante brilleglazen met de afmetingen van een hoofd, bij mij minder goedkeurende instemming krijgt. Ik associeer dit met de jaren zeventig, Nana Mouskoeri en een zekere mate van truttigheid.
Ik was vroeger nogal geïntegreerd door de bril. Ik heb herinneringen aan de kerkdienst, waarbij er een dominee was die heel speels met zijn bril omging. Elke keer als hij zijn betoog kracht bij wou zetten, ging de bril met een zwierige zwaai af. Ook werd bij overpeinzingen één brilpootje als een verlengstuk van zijn overpeinzingen in de mond genomen. Ik vond dit nogal cool en oefende deze houdingen met mijn zonnebril. Ergens in mijn veertiger jaren besloot ik dat het toch handig (en verstandig) was om een leesbril aan te schaffen. Ik kreeg nogal vermoeide ogen, wanneer ik de gehele dag op mijn werk al het leeswerk zonder leesbril deed. Ik kocht bij een opticien een echte (en dure) leesbril en was deze vervolgens binnen een week alweer kwijt. Nu ruim tien jaar verder heb ik nog steeds geen vaste eigen bril. In feite ben ik net zo als mijn vriendin; ik raak ze altijd kwijt.
Hetzelfde met sokken. In mijn mannen huishouding periode had ik een fantastische oplossing om nooit sokken kwijt te raken; ik gooide ze ineengestrengeld in de wasmachine en op deze manier bleven de paren altijd bij elkaar. Omdat samenleven ook compromissen sluiten betekent, gaan de sokken nu los in de wasmachine, met als gevolg dat de stapel sokken zonder bijpassende sok steeds groter wordt. Om niet avonden saai en min of meer zinloos sorteerwerk te doen, koop ik af en toe sokken in allerlei kleuren en toch blijft het probleem van de toenemende onvindbare bijpassende sokken bestaan.
Eerder kreeg ik op mijn werk nog wel eens een compliment met betrekking tot mijn bril keuze. ’Nieuwe bril?, leuk hoor’, hoorde ik dan een beetje wazig aan. Iedereen weet nu zo langzamerhand dat ik geen bril identificatie heb. Om de paar maanden koop ik een dozijn brillen bij de drogist. Ook deze raken steeds weer kwijt, of missen een pootje, omdat mijn vriendin de gewoonte heeft om tijdens gesprekken en of overpeinzingen de bril aan één pootje vast te houden en fors ronddraaiende bewegingen te maken. Ik ben er nog niet achter of dit gepaard gaat met een bepaalde stemming, of een gewoonte is geworden.
Het is net zoiets als het zinloos gebruik van stopwoordjes. Vaak is de gebruiker zich hiervan in het geheel niet bewust. Op mijn werk wordt de tussenvoegsel ’zeg maar’ opvallend vaak tijdens de conversatie door een collega gebruikt. Onbewust nemen anderen dit over en is het gebruik van ‘zeg maar’, zeg maar behoorlijk toegenomen tijdens vergaderingen door verschillende collega’s.
Terug naar de bril; hoe leuk ze ook worden voorgesteld, ik blijf er een dubbel gevoel over houden. De aanschaf van een bril wordt vaak oneindig lang uitgesteld totdat de lezer het boek op armlengte afstand houdt en moet bekennen voor zichzelf dat de ouderdomsverschijnselen toeslaan. Het is een proces van acceptatie, leuker kunnen we het niet maken……
Luistertip:Â Â The Script If you could see me now