Laatst dacht ik na over de betekenis van namen. Al voor de geboorte zorgvuldig en met liefde bedacht, soms met een reservenaam, mocht er toch een meisje komen. Vaak hoor je dagelijks je eigen naam en word je ermee aangesproken. Soms klinkt het vertrouwd, soms neutraal en soms als een geweerschot die meedogenloos efficiĂ«nt zijn doel treft. Het is je identiteit. Je naam kan op zoveel verschillende manieren, met verschillende intonaties gebruikt worden. Ik moest denken aan al die keren in de pubertijd, waarbij mijn moeder mij heel nadrukkelijk bij mijn naam ging noemen. Er was dan iets aan de hand, of ik had het niet goed gedaan. Helemaal zag het er minder goed uit als ze mij met mijn voor- en achternaam aansprak; âAnton Roerdinkâ, zei ze dan streng. Ik wist gelijk dat ik op mijn hoede moest zijn. In diezelfde tijd was ik lid van een volleybalteam, âJongens 1â van Lycurgus. In de grote sporthal hoorde ik plotseling iemand vanaf de tribune mij luidkeels toeroepen bij mijn allang door mij vergeten kleuternaam. âHe Tonnekeâ, riep de vroegere buurjongen uit een ver verleden. Ik was al lang bevordert tot Anton en schaamde mij op dat moment dusdanig, dat ik het liefst ergens âdoor de bekende grondâ wilde zakken.
Ik had mij heilig voorgenomen om de gegeven naam aan mijn kinderen alle eer aan te doen en vooral positief te gebruiken. Hoe confronterend was het dan ook , toen ik op een gegeven moment mij realiseerde dat ik de naam van mijn zoontje zo vaak op een gebiedende of op teleurgestelde manier had gebruikt, dat ik hem een keer zag schrikken toen ik zijn naam uitsprak. Hij had gelijk, want meestal was het âlieverdâ, of een koosnaampje. Ik realiseerde mij met een schok, dat ik het gedrag van mijn moeder automatisch had gekopieerd. Ook binnen mijn relatie werd ik soms geconfronteerd met het âoneigenlijkeâ gebruik van onze geboortenaam. Wordt in de flow van de relatie de aanroep âlieverdâ vaak gebruikt, of worden er soms creatieve koosnaampjes bedacht en geuit, bij spanningen of het âter verantwoording roepenâ verval ik ook soms weer terug in het juist dan pas gebruiken van de eigen naam.
Omdat mijn vader ook mijn naam droeg, werd ik vroeger thuis Ton genoemd en toen ik nog kleiner was âTonnekeâ. Er waren twee werelden met betrekking tot mijn naam, mijn identiteit. Thuis en in de familie werd ik met âTonâ aangesproken en buiten de familie âAntonâ. Dit gaf soms verwarrende situaties, zowel bij de ander, alsook bij mijzelf. Het is een beetje vergelijkbaar met begroetingen, want wanneer geef je een hand, zoen je en bij dat laatste zijn er nog talloze variaties, variĂ«rend van 1 keer tot meerdere keren, tot een gerichte zoen op de mond. En dit is allemaal prima uiteraard, alles context bepaald en afhankelijk van mijn contact met de ander in dat moment.
Ik draag mijn geboortenaam Anton met trots, er was even een uitdaging toen âAnton auss Tirolâ een grote hit werd. De uitdaging stopte, toen ik mij realiseerde dat ik hier niets mee te maken had en âAnton uit Groningenâ was en bleef, altijd zal blijven. Ik ben Anton, ik ben Ton, ik ben Tonie en mijn indianennaam â schrijvend woordâ. Heel soms komt Tonneke naar boven, als hij even weer extra aandacht nodig heeft. Ik ben ( schoon) vader, partner, vriend, buurman, oom, neef, collega, maatje. Alleen een kennis zijn doe ik niet aan mee. Ik heb ze allemaal geĂŻntegreerd.
Hartelijke groeten van ons allemaal.