Vorig jaar zijn mijn vrouw en ik verhuisd. Van een ruim huis op het Hogeland naar een nog iets groter huis in Drenthe, waardoor we niet zo heel kritisch hebben ingepakt in de weken voorafgaand aan de dag van de verhuizing. We hadden terugkijkend last van een onuitgesproken angst dat onze meubels zouden wegvallen in de grote ruimtes van het nieuwe huis, waardoor we ook de wat oudere, niet meer heel frisse items hebben meegenomen.
Op een prachtige, zonovergoten dag in juli stond onze huisraad uitgestald in de voortuin, op de oprit en deels op de weg, wachtend tot het gehuurde vrachtwagentje met vrienden zou terugkeren vanuit onze nieuwe woonplaats voor de tweede lading. Tot mijn verbazing stopten er binnen de kortste keren fietsers en automobilisten, die vervolgens gretig wilden weten hoe duur de ronde eikenhouten tafel was en of ze de oude kerkstoeltjes zo mochten inladen. âDit is geen tuinverkoop mevrouwâ hoor ik mezelf nog zeggen, âmaar als u een bod doet wat ik niet kan weigeren wil ik er wel over nadenkenâ. Dat bleek geen effectieve strategie om van je spullen af te komen en dus ging diezelfde middag alles richting ons nieuwe huis, dat na de laatste lading hartstikke vol stond. De vorige bewoners waren geĂ«migreerd en hadden (heel lief en in goed overleg) een enorme hoeveelheid meubels achtergelaten, want dat leek ons ook wel handig.
We spoelen vooruit naar de lente van dit jaar. Het mooie weer, Koningsdag en een georganiseerd tuinverkoopevenement in ons dorp bleek de perfecte gelegenheid voor een poging om met onze huidige inzichten van een deel van onze spullen af te komen. Opnieuw stalden we in onze voortuin alles uit waarvan we in het afgelopen jaar tot de conclusie zijn gekomen dat het geen plek meer heeft in ons nieuwe huis. âAllemaal kwaliteitâ is mijn eerste gedachte als ik door de uitgestalde waar heenloop voordat de eerste kopers zich melden. Mijn zeer betrokken familielid bevestigt het gevoel dat we toch wel erg goede spullen te koop hebben. De dorpsgenoten moeten zich maar in de handen knijpen met zoveel moois voor een prikkie, is onze gedachte.
De mensen die onze voortuin inlopen kijken belangstellend naar de gevulde tafels en knikken ons goedkeurend toe. Links wordt een item opgepakt, bestudeerd en weer voorzichtig neergezet, rechts wordt online een oorspronkelijke prijs geverifieerd op een mobiele telefoon. Ik kijk op mijn allervriendelijkst naar de potentiĂ«le kopers die al met een bordspel, een lamp of wat glaswerk in de hand staan; ânergens goedkoperâ zeg ik, âdoe gerust een bod, we moeten er van afâ. Als reactie komt er een zin die ik bij deze sneupers (Fries voor koopjesjagers) niet verwacht: âtsja, het is een mooi (..), maar ik hĂ©b al zoveel spullenâ, waarna ze het item weer neerzetten, bedanken voor het kijken en hun weg vervolgen. Een enkeling geeft zelfs zijn of haar partner de schuld: âvan mijn (…) mag ik niks meer kopenâ. Met veel geduld en een gratis thuisbezorgservice van onszelf lukt het om van een oude Ikea slaapbank af te komen waar goede vrienden ons dringend van hadden geadviseerd die weg te doen na een nacht logeren.
Na een beperkt succesvolle verkoopdag dragen we aan het eind van de middag de overgebleven meubels, tuingereedschap en prullaria weer terug het huis in. De lichte teleurstelling dat een deel niet is verkocht zit me niet helemaal lekker. De uitspraken van die dag over te veel spullen hebben houden me bezig. Wat deden die mensen dan hier, vraag ik me af. Konden ze ondanks de overtuiging dat ze te veel spullen hebben zichzelf niet bedwingen om naar meer spullen te zoeken? Zijn ze beïnvloed door de de hype van het ontspullen? Een idee dat we met minder toe moeten kunnen en dat het bon ton is om zo weinig mogelijk bezit te hebben, om op die manier je koolstofvoetafdruk ook zo klein mogelijk te houden? Maar dat hoeft toch geen argument te zijn als je de derdehands spullen van een ander aanschaft? Of ze zelfs gratis mee kan krijgen! Is de drang om voor weinig iets waardevols te scoren niet een heel natuurlijke neiging van mensen, we zijn toch allemaal jagers-verzamelaars diep van binnen? De mensen die ik vandaag heb gezien lijken in een tweestrijd te verkeren, bedenk ik. Schaamte voor hun volle huis en schuur in een tijd van overvloed en ongelijkheid aan de ene kant, maar aan de andere kant de bijna onbedwingbare behoefte om te verzamelen en voorraad, zekerheid en comfort te creëren, want je weet immers niet wat nog komt. Oorlog misschien?
Hoe zou ik omgaan met bezit als het misgaat in deze maatschappij? Is dan die stoffige hanglamp en dat keurige kastje nog steeds oninteressant en rijp voor de uitdragerij? Als we in een wereld terechtkomen waarin de online bestellingen uit Azië en andere werelddelen niet meer mogelijk zijn, dan ga ik wat er nog in ons schuurtje staat misschien wel anders bekijken. Het worden ruilmiddelen, het wordt een kans om te overleven, of om iets te betekenen voor een ander. Ik begin de onverkochte items nog eens na te lopen en bedenk een functie voor ze in tijden van schaarste. Dit bevalt me wel, er ontstaat een nieuwe hechting aan de oude dingen. Het is nog geen oorlog nee, hopelijk blijft dat zo. Maar ik ga voorlopig aanspullen.
Luistertip: Our house, Crosby Stills Nash& Younghttps://youtu.be/aunVlekXjkE?si=kjBN2qahxLFw2qBv
