Ansicht Op Herhaling (Peter van der Kooi)

Voor hem op tafel lag een oude ansichtkaart. Het was een foto van de Vondelstraat (‘Vondel straat’) in Amsterdam, met ingekleurde tinten. In het midden ervan de toren van de Vondelkerk, de kerk zelf verscholen achter bomen en statige panden. Op de stoep stonden mensen, nauwelijks een centimeter groot. Ze keken naar de fotograaf. Uit een bovenverdieping wimpelde aan een horizontale mast de Nederlandse vlag. De ansicht was verminkt: de twee hoeken van de rechterkant waren afgeknipt en midden onder miste een even groot driehoekje. Het deed hem denken aan de conducteur die vroeger met een tang gaatjes knipte in kaartjes van treinreizigers. 

  Hoeveel routes tot aan zijn tafel de ansicht had afgelegd wist hij niet maar de achterzijde ervan gaf informatie prijs over de eerste verzending: de kaart was gestempeld in 1918. Honderdzeven jaar geleden was deze antieke briefkaart gepost, door mevrouw of mijnheer ‘H. Wolbeek’. Daarna had de ‘Algemeene Postvereeniging’ haar personeel en materieel, spoorwegen, postkoetsen, voetbodes, ingezet om de kaart in zijn stad te bezorgen bij ‘Den Heer H. Meinders’. In de rechterbovenhoek was een roodkleurige postzegel geplakt, waarde één cent. 

  In 1918 eindigde de Eerste Wereldoorlog, toen nog de Grote Oorlog genoemd. En in de stad van H. Meinders brak het sneeuwoproer uit. Boze werklozen belaagden wethouder H.J. Sissingh van gemeentewerken omdat hij te weinig sneeuwruimers inhuurde voor het schoonmaken van de stad. Er was grote werkloosheid en de mannen wilden aan het werk. Wethouder Sissingh kwam ervan af met wat builen en een kapotte hoed.

  Hij vroeg zich af hoe die eerste bezorging van de kaart uit Amsterdam had plaatsgevonden. De voordeur van de woning van H. Meinders had vast al een brievenbus. Maar er was misschien ook een klop van de postbezorger op het raam geweest, mogelijk vergezeld met een persoonlijke boodschap aan ‘Den Heer H. Meinders’. De postbezorger kende de bewoners van de straat en wist het een en ander van ze. 

  ‘s Avonds, het was al donker, fietste hij naar het voormalige adres van H. Meinders. Het huis stond er nog, er brandde licht. Hier was meer dan een eeuw geleden de ansichtkaart die hij in zijn hand hield door de brievenbus gegleden. De kaart van H. Wolbeek, gericht aan H. Meinders, zonder verdere persoonlijke boodschap. Maar er moesten gedachten zijn geweest. Een eenvoudige groet van een bekende, ‘Ik denk aan u!’, ‘Het gaat goed met mij!’, ‘Amsterdam vlagt!’, ‘Het is druk in onze hoofdstad!’. Misschien was er liefde in het spel.

  Wat moest hij met de kaart. Weggooien, als oud papier, tegelijk met kranten, tijdschriften of eierdozen. Bewaren, ergens in een kast, of wegstoppen in een album. Emotionele waarde had de ansicht voor hem niet, en ook andere overwegingen om de kaart te houden ontbraken. Hij wilde ervan af, keek om zich heen, zag niemand en liet de ansicht door de brievenbus glijden. Hij had gedacht dat het zou voelen als een transactie zonder betekenis, als afscheid van een collega waar hij nooit mee had samengewerkt. Maar toen hij wegfietste, op weg naar huis, duurde het lang voordat de glimlach van zijn gezicht verdween. 

 Luistertip: Send me a postcard, Shocking bluehttps://youtu.be/y-eWMYe-ss8?si=VEkKrKIA8lhiMPB_

Plaats een reactie